"De Here Jezus ziet ons"

 15 februari 2009, Br. J.H. Meinema

Afspelen


Download
Audiobestand (MP3)  


Beschrijving
De Here kijkt met aandacht naar alle individuele mensen op deze aarde. Hij kent al onze tranen. Ons verdriet mogen we in gebed brengen bij God. Hij wil ons antwoorden door Zijn Woord. Toen Arie stierf, heeft hij de dood niet gezien. Ook als wij sterven zullen wij de dood niet zien. Wij komen dan dicht bij het hart van God. Ons lichaam wordt dan gezaaid, totdat wij een nieuw lichaam ontvangen als de Here Jezus ons zal halen om ons bij de Vader te brengen. De Here zag de mensen in Samaria. Zij kwamen tot geloof door het evangelie van Christus. De Here zag ook Filippus. Hij gehoorzaamde aan Gods opdracht. De Here zag de kamerling. Hij zocht God (in zijn verdriet). God antwoordde hem door Zijn Woord (Jesaja). Filippus vertelde hem het evangelie: Jezus Christus. De Here Jezus ziet ons. Hij ziet de mensen met hun leed en verdriet. Hij ziet onze tranen. De kamerling herkende zijn verdriet in Jesaja 33. De Persoon waarover de tekst gaat, moest zijn verdriet goed begrijpen. Hij wilde de Here Jezus leren kennen. De Here Jezus had de kamerling gezien en hem opgezocht. De kamerling wilde de Here Jezus volgen. Hij reisde verder met blijdschap.


In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)

Handelingen 8:26-39
26 En een engel des Heeren sprak tot Filippus, zeggende: Sta op, en ga heen tegen het zuiden, op den weg, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza, welke woest is. 27 En hij stond op en ging heen; en ziet, een Moorman, een kamerling, en een machtig heer van Candace, de koningin der Moren, die over al haar schat was, welke was gekomen om aan te bidden te Jeruzalem; 28 En hij keerde wederom, en zat op zijn wagen, en las den profeet Jesaja. 29 En de Geest zeide tot Filippus: Ga toe, en voeg u bij dezen wagen. 30 En Filippus liep toe, en hoorde hem den profeet Jesaja lezen, en zeide: Verstaat gij ook, hetgeen gij leest? 31 En hij zeide: Hoe zou ik toch kunnen, zo mij niet iemand onderricht? En hij bad Filippus, dat hij zou opkomen, en bij hem zitten. 32 En de plaats der Schriftuur, die hij las, was deze: Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid; en gelijk een lam stemmeloos is voor dien, die het scheert, alzo doet Hij Zijn mond niet open. 33 In Zijn vernedering is Zijn oordeel weggenomen; en wie zal Zijn geslacht verhalen? Want Zijn leven wordt van de aarde weggenomen. 34 En de kamerling antwoordde Filippus en zeide: Ik bid u, van Wien zegt de profeet dit, van zichzelven, of van iemand anders? 35 En Filippus deed zijn mond open en beginnende van diezelfde Schrift, verkondigde hem Jezus. 36 En alzo zij over weg reisden, kwamen zij aan een zeker water; en de kamerling zeide: Ziedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden? 37 En Filippus zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, zo is het geoorloofd. En hij, antwoordende, zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is. 38 En hij gebood den wagen stil te houden; en zij daalden beiden af in het water, zo Filippus als de kamerling, en hij doopte hem. 39 En toen zij uit het water waren opgekomen, nam de Geest des Heeren Filippus weg, en de kamerling zag hem niet meer; want hij reisde zijn weg met blijdschap. 



Deze spreker:
Br. J.H. Meinema

Zoek op trefwoord:
Verdriet
Kamerling
Blijdschap